Bevorderen van burgerschap
Scholen hebben de wettelijke opdracht om aandacht te besteden aan het bevorderen van burgerschap. Maar hoe geef je vorm aan een doelgericht en samenhangend aanbod voor burgerschap?
Om te kunnen functioneren in een samenleving waarin sprake is van diversiteit, individualisering en snelle sociale en economische veranderingen, hebben kinderen sociale en maatschappelijke competenties nodig. Deze competenties helpen kinderen hun leven, nu en later, vorm te geven en de doelen te bereiken die ze belangrijk vinden. Scholen kunnen aan de ontwikkeling van die competenties bijdragen door burgerschapsonderwijs te verzorgen, door een ‘oefenplaats’ te zijn en door zelf goed burgerschap voor te leven.
Leerkrachten geven volgens schoolleiders veel aandacht aan burgerschapsonderwijs, maar het aanbod moet verder ontwikkeld worden
Verdere ontwikkeling nodig
Recent onderzoek (zie het kader ‘Hoe staat het met de burgerschapscompetenties in het basisonderwijs en het speciaal (basis)onderwijs?’) laat zien dat scholen bevordering van burgerschapscompetenties belangrijk vinden. Op de meeste scholen zijn er globale ideeën over de invulling van het burgerschapsonderwijs. Dit krijgt in de praktijk vooral vorm in de schoolcultuur en het klasklimaat en via het bespreken van de actualiteit in de klas. De dagelijkse focus ligt bij persoonsvorming en sociale omgang, zoals ‘het oplossen van conflicten’. Leerdoelen als het ontwikkelen van maatschappelijke betrokkenheid en kritisch leren nadenken over de samenleving komen minder aan bod. Die bevindingen komen overeen met het beeld zoals dat al langer bestaat.
Leerkrachten geven volgens schoolleiders veel aandacht aan burgerschapsonderwijs, maar het aanbod moet verder ontwikkeld worden. Op ongeveer de helft van de scholen formuleren leerkrachten geen concrete leerdoelen, bestaat geen inzicht in wat leerlingen hebben geleerd en is weinig of geen sprake van bijstelling van het onderwijs op basis van ervaringen en resultaten. Dit is echter wel nodig om het burgerschapsonderwijs doelgericht en samenhangend vorm te kunnen geven. Dat is niet alleen een wettelijke eis. Duidelijke leerdoelen, een aanpak die daarbij past en inzicht in of de leerdoelen worden behaald, zijn onmisbare kenmerken van goed onderwijs.
Hoe staat het met de burgerschapscompetenties in het basisonderwijs en het speciaal (basis)onderwijs?
In 2020 en 2021 zijn er twee peilingsonderzoeken uitgevoerd in het basisonderwijs (bo), en in het speciaal basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs (so; voormalig cluster 4). Hier zijn naast het burgerschapsonderwijs ook de burgerschapskennis, -houdingen en -vaardigheden van leerlingen in het laatste leerjaar in kaart gebracht voor vier belangrijke onderwerpen waarmee iedereen in onze samenleving te maken krijgt: kunnen omgaan met verschillen, kunnen omgaan met conflicten, democratisch handelen en maatschappelijk verantwoord handelen. In het sbo en so is ook de mate van seksuele weerbaarheid van leerlingen onderzocht.
Uit de onderzoeken blijkt dat zowel in het bo, sbo als so de burgerschapscompetenties nogal variëren tussen leerlingen. Dat geldt ook als de competenties van leerlingen binnen hetzelfde schooltype vergeleken worden. Leerlingen in het sbo en so beschikken over minder burgerschapskennis dan hun leeftijdgenootjes in het bo. De verschillen in vaardigheden en houdingen zijn kleiner. Zo zijn verschillen in houdingen klein tussen bo en sbo en verschilt de mate waarin leerlingen burgerschapskennis kunnen toepassen nauwelijks tussen bo en so. Leerlingen in het s(b)o antwoorden overwegend positief op vragen over seksuele weerbaarheid.
Meer informatie over deze onderzoeken is te vinden in Peil.Burgerschap einde bo en Peil.Burgerschap einde s(b)o (Inspectie van het Onderwijs, 2022; 2023). De onderzoeken zijn onder regie van de inspectie uitgevoerd door een consortium van de Universiteit van Amsterdam, Cito, GION Onderwijsonderzoek en het Kohnstamm Instituut.
Aan de slag met burgerschapsonderwijs
Burgerschap wordt vaak vanuit activiteiten ingevuld, zo laten ook de peilingsonderzoeken zien. Het kan dan gaan om activiteiten zoals het adopteren van het plaatselijke oorlogsmonument of opruimen van zwerfafval in de wijk. Maar wat van belang is, zijn de leerdoelen die de school bereiken wil. Op basis daarvan kunnen lesstof en activiteiten worden gekozen. Dat betekent dat niet zozeer activiteiten centraal staan, maar wordt gedacht vanuit wat leerlingen zouden moeten leren.
Dat vraagt om een doordacht leerplan, waarin stapsgewijs wordt toegewerkt naar het behalen van de door de school gekozen leerdoelen. De school kan daarbij zelf de aanpak bepalen, maar belangrijk is dat de activiteiten in het ene leerjaar of leerdomein, samenhangen met wat op andere momenten en plaatsen in de school gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan het omgaan met scheldwoorden: zijn de leerkrachten duidelijk over wat niet kan en, vooral, waarom? Of kan er bij de een veel meer door de beugel dan bij de ander?
Een verbinding tussen leerdoelen en leerstof ligt voor de hand, maar is niet altijd de praktijk zoals de peilingsonderzoeken laten zien. Voor zover van specifieke aanpakken sprake is, zijn die doorgaans gericht op het bevorderen van sociale vaardigheden. De maatschappelijke component van burgerschap krijgt vaak vorm door bespreking van de actualiteit. Maar ook hier geldt dat een vraag zoals ‘Wat wil ik de leerlingen leren met de aandacht voor dit thema?’ scholen helpt zicht te krijgen op de wenselijke invulling van het onderwijs. De laatste stap is in hoeverre de leerdoelen worden bereikt: beschikken leerlingen over de kennis, houdingen en vaardigheden die de school wilde bevorderen? En: op grond waarvan weten we dat? Dit maakt het in kaart brengen van resultaten van belang.
Om te kunnen functioneren in een samenleving waarin sprake is van diversiteit, individualisering en snelle sociale en economische veranderingen, hebben kinderen sociale en maatschappelijke competenties nodig
Wat is belangrijk?
De peilingsonderzoeken laten zien dat scholen belang hechten aan bevordering van burgerschap. Dat is ook een wettelijke taak. De wettelijke eisen komen erop neer dat scholen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en sociale en maatschappelijke competenties bevorderen, en dat doelgericht, samenhangend en herkenbaar doen. Ook moet het schoolklimaat een afspiegeling van de basiswaarden zijn.
Wat burgerschap concreet betekent, wordt zichtbaar in de leefwereld van leerlingen. Bevordering van burgerschap zal dus vaak aansluiten bij wat voor leerlingen relevant is. Scholen kunnen dat invullen vanuit hun eigen visie op wat nodig is voor ‘het goede leven’. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over gebeurtenissen rond de school of in de actualiteit, zoals een demonstratie in het dorp of het omgaan met vluchtelingen. Persoonsvorming en sociale omgang zijn vaak verweven in het dagelijks handelen van de leerkracht, maatschappelijke betrokkenheid bevorderen vraagt meer voorbereiding. Beide onderdelen zijn belangrijk bij burgerschap, maar de benadering ervan verschilt (Nieuwelink, 2021).
In de praktijk
Scholen die allerlei burgerschapsactiviteiten ondernemen, maar zoeken naar het formuleren van leerdoelen, kunnen zichzelf afvragen welke doelen ze met die activiteiten willen bereiken. Welke kennis, houding of vaardigheid, of combinatie daarvan, is het beoogde resultaat? Daarmee ligt ook de vraag of leerlingen het leerdoel hebben bereikt voor de hand. Zo’n opbrengstgerichte benadering, waarin te bereiken leerdoelen uitgangspunt zijn, helpt de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs te versterken.
Voor scholen is daarbij allerlei ondersteuning beschikbaar. Zo ontwikkelden SLO en de inspectie naar aanleiding van de resultaten van de peilingsonderzoeken een website (www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/peil-onderwijs/als-school-aan-de-slag-met-burgerschapsonderwijs) rond thema’s waarmee schoolteams direct aan de slag kunnen, zoals het realiseren van een doorgaande leerlijn en het inzichtelijk maken van de ontwikkeling van leerlingen. De website bevat reflectievragen die schoolteams helpen bij het nadenken over de plek en inhoud van burgerschapsonderwijs. Inhoudskaarten van SLO (2022) helpen inzichtelijk te maken hoe leerlingen ervaring kunnen op doen met maatschappelijke competenties.
Ook het Expertisepunt Burgerschap biedt veel informatie en adviseurs waarop een beroep kan worden gedaan. Dit geldt ook voor de Academische Werkplaats Sociale Kwaliteit Onderwijs, een samenwerkingsverband van scholen, onderzoekers en inspecteurs, die kennis over goed burgerschapsonderwijs ontwikkelen. Een voorbeeld daarvan is de publicatie Negen IJkpunten voor goed burgerschapsonderwijs (AWP Sociale Kwaliteit et al., 2021), waarin wordt aangegeven wat de kenmerken zijn van goed burgerschapsonderwijs en wat er nodig is om die op school te realiseren.
Wat is nodig?
Zoals gezegd, vraagt de wet doelgericht en samenhangend burgerschapsonderwijs en aandacht voor basiswaarden en sociale en maatschappelijke competenties. Scholen kiezen zelf invullingen die passen bij hun leerlingen en de omgeving waarin zij opgroeien, aansluitend bij de visie van de school. Het inspectietoezicht is beperkt tot de wet. Dat betekent dat van scholen wordt verwacht dat met geconcretiseerde leerdoelen voor kennis, houding en vaardigheden wordt gewerkt (welke dat zijn, is aan de school), en een samenhangende aanpak wordt gevolgd (welke dat is, is aan de school). Scholen hebben dus veel ruimte om invulling te geven aan de bevordering van burgerschap, zo lang aan de wettelijke eisen wordt voldaan.