Profile

Dé basis voor het basisonderwijs

Professionalisering
24/06/2025
Leestijd 4-6 minuten
Geschreven door Anne de Bruijn

Praktijk: Foutje gemaakt? BINGO!

Kinderen kunnen veel leren van fouten maken. Toch wordt het snel als iets verkeerds gezien. Hoe kun je in de klas van fouten iets leuks maken? Doe een foutenbingo!

Fouten, iedereen maakt ze. Daar leren we van. Je hoeft maar een keer je rode sokken in de witte was te laten zitten om te leren dat witte en gekleurde was niet samen gaan. Toch heerst vaak nog het idee dat fouten maken letterlijk ‘fout’ is.

Er zitten negatieve consequenties aan het maken van fouten. Als kinderen het idee hebben iets niet goed te doen, kan dat negatief uitwerken op hun zelfvertrouwen en competentiegevoelens (Ryan & Deci, 2000). Kinderen die zich niet competent voelen, zullen minder geneigd zijn om het nog een keer te proberen.

In het geval van rode en witte was samenvoegen, is dat verstandig. Maar in de klas kan het minder gunstig uitwerken. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die een fout antwoord geven op een vraag die je stelt en zich zo schamen om hun ‘falen’, dat ze vervolgens nooit meer hun vinger opsteken uit angst weer een fout te maken. Door ruimte te bieden aan het maken van fouten, en het juist positief te bekrachtigen, leren kinderen dat fouten maken niet het einde van de wereld is. Hiermee stimuleer je een growth-mindset. Kinderen met een growth-mindset hebben de overtuiging dat ze kennis en vaardigheden kunnen ontwikkelen en zijn daardoor gemotiveerd om te leren. Dit in tegenstelling tot kinderen met een fixed mindset, die geloven dat kennis en kunnen aangeboren is, waardoor het geen zin heeft om je best te doen om iets nieuws te leren (Dweck, 2006).

Fouten helpen je op weg naar de oplossing

Uiteraard willen we kinderen op school leren hoe ze zich het beste kunnen gedragen en wat het goede antwoord op een som is. Maar de nadruk ligt in traditioneel onderwijs vaak eenzijdig op ‘het goed doen’ (Denervaud e.a., 2020). Fouten maken wordt gezien als falen (Tulis, 2013). Maar fouten helpen je op weg naar de oplossing, zeker als je uit mag zoeken waar in je denkproces je een verkeerde stap hebt gezet.

Door teveel de nadruk te leggen op het goed moeten doen, kan onbedoeld een egogeoriënteerd leerklimaat ontstaan, waarin kinderen alleen bezig zijn met ‘het goed doen’. Terwijl leren veel beter op gang komt in een mastery-georiënteerd leerklimaat, waarin kinderen aangemoedigd worden om zichzelf te verbeteren (Urdan & Kaplan, 2020).

Foutenbingo

Een leuke manier om ruimte te bieden aan het maken van fouten, is een foutenbingo. Op de kopieerbladen vind je twee bingokaarten om een foutenbingo te spelen in jouw klas.

Tips bij het inzetten van de bingo
Zin om met fouten aan de slag te gaan? Hieronder vind je nog wat extra tips bij het inzetten van de bingo.

  • De genoemde fouten op deze bingokaarten zijn niet voor alle leeftijden geschikt. De meeste van de genoemde spellingcategorieën zijn pas bekend vanaf groep 6. Pas de bingokaart vooral aan naar je eigen klas! Op onze site vind je een lege kaart om zelf in te vullen.
  • Laat kinderen meedenken in de fouten die op de bingokaart moeten komen. Misschien zijn sommige fouten voor kinderen helemaal zo erg niet, terwijl ze juist wakker liggen van foutjes die jij zelf nooit als vervelend zou ervaren. Op deze manier ervaren kinderen meer eigenaarschap, waardoor ze ook met meer plezier meedoen aan het spelen van de bingo (Ryan & Deci, 2000).
  • Je kunt ook een bingokaart maken voor een specifiek vak, zoals bij kopieerblad 2. Zo kun je voor rekenen sprongen over het tiental maken, tafelsommen, enz. Het voordeel van deze vakspecifieke foutenbingo’s is dat leerlingen ook direct leren om gemaakte fouten te herkennen. Hierdoor is de kans kleiner dat ze dezelfde fout nog een keer maken (Metcalfe, 2017).
  • Je kunt ook een bingokaart maken waarin je vakken mixt. Dus rekenen en spelling door elkaar. Voeg ook eens geschiedenis toe: ‘Het verkeerde jaartal gebruikt’, of aardrijkskunde ‘Een verkeerde hoofdstad genoemd’. Op die manier kunnen alle kinderen de bingokaart te vullen en niet alleen de kinderen die minder goed zijn in een bepaald vak.
  • Let op dat sommige kinderen expres fouten gaan maken om sneller bingo te hebben. Maak duidelijk dat het idee achter dit spel niet is om fouten te maken, maar dat je wilt laten zien dat een foutje maken niet erg is.

Goed gedaan! bingo

Uiteraard kan je de competentiegevoelens en het zelfvertrouwen van kinderen ook bevorderen door ze succeservaringen op te laten doen (Yu et al., 2022). Wissel de foutenbingo daarom af met een ‘Goed gedaan!’ bingo, waarin je kinderen juist positief gedrag laat afstrepen. Bijvoorbeeld ‘De juf/meester geholpen’, ‘Een compliment gegeven’, of ‘De plantjes water gegeven’.

  • Doe zelf mee met de bingo. Zo leren kinderen hoe ze op een goede manier met fouten kunnen omgaan, doordat jij daarvan het voorbeeld geeft (Bandura, 1986; Haston, 2007).
  • En wat dacht je van één hele grote bingokaart, die je met de hele klas kunt afstrepen? Zo werk je meteen aan een positief klimaat in de klas. Kinderen hebben elkaar nodig om tot een goed einde te komen.
  • Als een bingokaart vol is, vier je dat met de hele klas! Wat dacht je van een extra pauze of muziekles? Of de juf of meester die voor de hele klas een goochelshow houdt?

Anne de Bruijn (a.g.m.de.bruijn@vu.nl) is universitair docent bij VU Amsterdam en redactielid van JSW.

Book iconLiteratuurlijst

Anne de Bruijn is universitair docent Onderwijswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam en redactielid JSW.

Anne de Bruijn