Zo zet je coöperatief en bewegend leren in
Er is al veel geschreven over bewegend leren en coöperatieve werkvormen. De relatie tussen de twee wordt niet altijd herkend, hoewel ze zeer goed samengaan. In dit artikel delen we drie werkvormen die deze relatie laten zien.
Foto’s: David van Haren
Coöperatieve werkvormen: inmiddels zijn ze niet meer uit de klas weg te denken. Door leerlingen te laten samenwerken, ontstaat er een hogere betrokkenheid (Kagan, 2020).
Bewegend leren heeft hetzelfde effect: door hogere betrokkenheid zijn leerlingen gerichter met lesstof bezig. Hoewel er nog niet bewezen is dat leren in beweging zorgt voor betere leerresultaten, weten we wel dat hogere betrokkenheid zorgt voor betere leerresultaten (Hattie, 2014). En voor een hoge betrokkenheid is bewegend leren zeer geschikt (Vrieswijk & Singh, 2021). Als het op de juiste manier wordt ingezet, natuurlijk.
Coöperatieve werkvormen: inmiddels zijn ze niet meer uit de klas weg te denken. Door leerlingen te laten samenwerken, ontstaat er een hogere betrokkenheid (Kagan, 2020).
Bewegend leren heeft hetzelfde effect: door hogere betrokkenheid zijn leerlingen gerichter met lesstof bezig. Hoewel er nog niet bewezen is dat leren in beweging zorgt voor betere leerresultaten, weten we wel dat hogere betrokkenheid zorgt voor betere leerresultaten (Hattie, 2014). En voor een hoge betrokkenheid is bewegend leren zeer geschikt (Vrieswijk & Singh, 2021). Als het op de juiste manier wordt ingezet, natuurlijk.
Wanneer is bewegend leren effectief?
Bewegend leren zien we, net als de coöperatieve werkvormen, in steeds meer klaslokalen terugkomen. Het internet staat vol met activiteiten die je in de klas kunt inzetten. Leerkrachten maken graag gebruik van deze activiteiten, omdat leerlingen enthousiast meedoen. Leerlingen vertellen dat ze bewegend leren ‘leuk’ vinden. Maar is leuk een goede graadmeter om te bepalen of activiteiten in een klaslokaal thuishoren? Als leerkrachten willen we meer dan alleen leuk. Uiteraard is het fijn als leerlingen met zin aan een opdracht beginnen, maar belangrijk is ook dat leerlingen effectief met lesstof bezig zijn.
Om bewegend leren activiteiten effectief in te zetten, is het goed om met een aantal indicatoren rekening te houden. Kunnen leerlingen bijvoorbeeld op hun eigen niveau meedoen met de activiteit? Hoeveel kans op meeliften is er? En staat de beweging of het lesdoel centraal? Als je het kwaliteitskader van Platform Dynamische Schooldag naast een activiteit legt, zijn er twaalf kwaliteitsvragen die je alert maken op de effectiviteit van de activiteit (Van Gelder, Janssen, Hoeymans, Goossens & Verzijlbergh, 2022). Als de twaalf kwaliteitsvragen positief worden beantwoord, dan kun je spreken van een krachtige activiteit die goed in je les past.
Door hogere betrokkenheid zijn leerlingen gerichter met lesstof bezig
Voorbeelden van krachtige activiteiten
In dit artikel hebben we een aantal werkvormen opgenomen die je een ‘krachtige activiteit’ zou kunnen noemen. De activiteiten stimuleren het samenwerken, zoals we graag zien bij coöperatieve werkvormen, maar zijn wel allemaal geschikt om voldoende differentiatie in aan te bieden. Zo kan elk kind op eigen niveau aan de activiteit deelnemen. Daarnaast zorgt de beweging tijdens de activiteiten voor een verhoging van de betrokkenheid (de Greeff et al., 2017).
Mix en ruil
De coöperatieve werkvorm ‘Mix en ruil’ kennen veel leerkrachten wel. De leerkracht deelt kaartjes met vragen uit en de leerlingen lopen door de klas. Als ze een klasgenoot tegenkomen, geven ze elkaar een high five en wisselen ze de vragen uit. Vervolgens overleggen de leerlingen samen over het juiste antwoord op hun vragen en lopen daarna verder met een nieuwe vraag (die van hun klasgenoot) in hun hand. Ze gaan nu op zoek naar een nieuw maatje om de volgende opdracht mee uit te wisselen. Doordat de leerlingen rondlopen en staand overleggen, is dit ook een dynamische activiteit. Door het overleg zal de betrokkenheid bij de leerlingen hoger zijn en dankzij samenwerken komen ze meer tot leren. Het rondlopen zorgt ervoor dat de leerlingen een fysieke handeling uitvoeren, wat hun betrokkenheid ook ten goede komt. Echter, deze opdracht kan nog effectiever.
Als je deze opdracht langs het kwaliteitskader legt, ontdek je dat deze effectiever ingezet kan worden met differentiatie. Dit kun net als in dit voorbeeld toepassen:
De leerlingen krijgen elk een eigen opdracht. Leerling A zoekt in de zin naar het gezegde, leerling B is al verder in de lesstof en gaat op zoek naar het lijdend voorwerp. De leerlingen lopen ook in deze werkvorm rond met kaartjes waar zinnen op staan. Na het geven van een high five wisselen zij de kaartjes uit: leerling A zoekt op het kaartje het gezegde op, terwijl leerling B op zoek gaat naar het lijdend voorwerp. Ze kunnen de antwoorden uiteraard met elkaar bespreken en elkaar vertellen hoe ze tot het antwoord gekomen zijn. Nadat ze dit hebben uitgewisseld, lopen ze verder met het kaartje van hun medeleerling, dus met een nieuwe zin.
Door de combinatie tussen een coöperatieve werkvorm en beweging, raakt zitten en bewegen in balans
Denk en draai
Een andere effectieve werkvorm die goed past bij zowel het coöperatief als het bewegend leren, is de werkvorm ‘Draai en wissel uit’. De leerlingen leggen op hun tafel allemaal hun wisbordje neer. Daarnaast ligt op elke tafel een kaartje met daarop een som (bij rekenen) of een woord (bij spelling). De leerlingen schrijven het antwoord op de som of de bijbehorende categorie van het woord op hun wisbordje. Ook is het belangrijk dat de leerlingen hun naam bij het antwoord zetten. Als dit is gebeurd, draaien ze hun wisbordje om en lopen ze naar het wisbordje van een klasgenoot. Hier maken zij de opdracht op het kaartje op het omgedraaide wisbordje. Wederom schrijven ze bij het antwoord hun naam. Vervolgens draaien ze het wisbordje om, om te controleren of de antwoorden van henzelf en die van hun klasgenoot overeenkomen. Is dit zo? Dan vegen ze het antwoord van hun klasgenoot weg. Zijn de antwoorden verschillend? Dan lopen ze met het wisbordje naar de betreffende klasgenoot toe en bespreken ze samen hoe ze tot het antwoord kwamen. Komen ze er samen niet uit wat het goede antwoord moet zijn? Dan gaan ze naar de leerkracht voor hulp.
Zorg ook bij deze opdracht voor voldoende differentiatie. Dat kan door bijvoorbeeld met kleuren te werken: de rode kaartjes zijn voor de leerlingen die wat meer uitdaging kunnen gebruiken, de blauwe kaartjes voor de leerlingen die extra hulp nodig hebben en de groene kaartjes voor de overige leerlingen.
Ook bij deze activiteit is het overleg dat zich tussen de kinderen afspeelt, wat de opdracht zo effectief maakt. De beweging is hier ondergeschikt aan de opdracht zelf, omdat de focus op het maken van de opdracht ligt en de overlegmomenten tussen leerlingen onderling. Als leerkracht is de winst dat leerlingen rondlopen en hierdoor een korte rust hebben tussen de leermomenten in. Als je kiest voor een variant waarbij de leerlingen naar de bordjes van andere leerlingen rennen (want dat heeft een hogere intensiviteit), zul je zien dat dit leerlingen afleidt van het correct uitvoeren van de opdracht en het zorgvuldig nakijken en vergelijken van het antwoord van hun klasgenoot. Het is bij bewegend leren dus altijd belangrijk om goed te bedenken welke beweging je inzet.
Het overleg tussen de kinderen maakt de opdracht effectief
De rekenmachine
Nog een andere effectieve bewegend leren werkvorm, die ook als coöperatieve werkvorm geschikt kan zijn, is het rekenen op de ‘rekenmachine’. Laat de leerlingen per drietal buiten op het plein een rekenmachine tekenen met stoepkrijt. Deel vervolgens kaartjes uit met sommen of getallen. De leerlingen verdelen in hun groepje de volgende rollen: de springer, de lezer en de controleur. De lezer leest voor wat op het kaartje staat. De springer springt het juiste antwoord. De controleur schrijft de opdracht en het antwoord van de springer op een wisbordje. Vervolgens controleren de leerlingen samen wat er is gesprongen en of dit antwoord klopt. Daarna wisselen de leerlingen van rol: de lezer wordt de springer, de springer wordt de controleur en de controleur leest het kaartje op. Zo gaan ze door tot ze alle opdrachten hebben gedaan. Door het maken van kleine groepjes, is differentiatie bij deze opdracht goed toepasbaar. Door elke leerling een duidelijke rol te geven binnen de groep, vindt er regelmatig overleg plaats. En door regelmatig te wisselen van rol, blijven alle leerlingen betrokken bij het lesdoel.
De rekenmachine-activiteit leent zich overigens ook goed voor een sommendictee. In dat geval leest de lezer het getal op dat op het kaartje staat (als voorbeeld: vijfhonderdduizendachtentwintig) en springt de springer dit getal zoals hij het in zijn schrift zou schrijven (500028). De controleur schrijft mee, zodat er later bekeken kan worden of het getal goed geschreven is bij de uitspraak die bij het getal past. Je zult zien, leerlingen vinden dit nog knap lastig! Ook met lagere getallen in de onderbouw of het uitspreken van de decimale getallen in de bovenbouw blijft dit een goede oefening. Een andere variant voor de hogere groepen, is het oefenen van digitale tijden. Maak hiervoor kaartjes met klokken. De lezer leest de tijd die op de klok staat (en vertelt of het ochtend, middag of avond is). De springer springt de digitale tijd en de controleur schrijft op wat er is gesprongen. Vervolgens kijken de leerlingen samen of de digitale tijd klopt met de tijd op de klok (dus 8 uur ’s avonds wordt gesprongen als 20.00 uur).
Doordat deze activiteit in een klein groepje uitgevoerd wordt, is het meelifteffect klein. Dit geldt ook voor de sociale onveiligheid. Als je deze activiteit met een grotere groep uitvoert, is de sociale onveiligheid een stuk groter. Als er te grote groepen ontstaan, staan leerlingen langer stil, is er minder overleg tussen leerlingen en zul je zien dat de betrokkenheid van leerlingen daalt.
Conclusie
Door een combinatie te maken tussen een coöperatieve werkvorm en beweging, raakt de afwisseling van zitten en bewegen gedurende een schooldag in balans en is de betrokkenheid van leerlingen hoger. In dit artikel deelden we drie eenvoudige activiteiten die door kleine aanpassingen succesvol worden. Door de aanpassingen kunnen leerlingen onder andere op hun eigen niveau meedoen en is de kans op meeliften laag. Als jij als leerkracht de leuke activiteiten die je op internet voorbij ziet komen, langs het kwaliteitskader legt en de activiteiten op jouw klas aanpast, wordt een activiteit echt krachtig. En pas dan hoort het in het klaslokaal thuis.
Kwaliteitskader Bewegend Leren
Meer weten over effectieve bewegend leren activiteiten? Platform Dynamische Schooldag heeft een kwaliteitskader ontwikkeld waar je de bewegend leren activiteiten naast kunt leggen. In het kwaliteitskader worden twaalf vragen gesteld die jou helpen om inzicht te krijgen in de kwaliteit van een activiteit.
- Hoe fysiek is een kind tijdens de activiteit?
- Hoe lang is het kind doelmatig cognitief en/of sociaal-emotioneel actief?
- Hoeveel (be)denktijd krijgen kinderen tijdens deze activiteit?
- Op hoeveel niveaus kan een kind deelnemen?
- Is dit niveau afgestemd op de niveaus van de deelnemende kinderen (zowel cognitief als motorisch)?
- Hoe groot is de kans op sociale onveiligheid?
- Hoe groot is de mate van betrokkenheid?
- Klopt de activiteit methode-didactisch?
- Hoe groot is de kans op meeliften?
- In hoeverre worden antwoorden gecontroleerd?
- In hoeverre zijn de materialen duurzaam?
- Hoeveel ‘gedoe’ neemt een activiteit met zich mee?
Sylvia Goossens schreef het boekje ‘Bewegend leren’. Ze geeft les aan groep 7 en verzorgt scholingen over het effectief inzetten van beweging gedurende de schooldag (sylvia@skills2move.nl).
- https://www.jsw.nl/opinie/maximale-winst-met-mix-en-ruil/
- https://platformdynamischeschooldag.nl/wp-content/uploads/2023/06/De-dynamische-schooldag-Wim-van-Gelder-2021-Topic-LO-2.pdf
- https://platformdynamischeschooldag.nl/wp-content/uploads/2023/11/Bewegendleren-is-hip-Gelder-220923.pdf
- https://platformdynamischeschooldag.nl/wp-content/uploads/2023/11/Dynamsch-rekenonderwijs-Hoeymans-LO-6-2023.pdf
- https://platformdynamischeschooldag.nl/wp-content/uploads/2022/09/Kwaliteitskader-Bewegend-Leren-Platform-Dynamische-Schooldag-PDS-8.pdf
- Kagan, S. (2020) Coöperatieve werkvormen.
- Hattie, J. (2014) Leren zichtbaar maken.
- De Greeff et al. (2017) Effects of physical activity on executive functions, attention and academic performance in preadolescent children: a meta-analysis.
- Vrieswijk, S. & Singh, A.S. (2021) Bewegend leren in het primair onderwijs: Uitdagingen en kansen, factsheet 2021/31. Utrecht: Mulier Instituut.
- W. van Gelder, M. Janssen, R. Hoeymans, S. Goossens & F. Verzijlbergh (2022) Kwaliteitskader voor bewegend leren activiteiten.