Magie van de letteren
Het was een jongensdroom: aan het begin van dit jaar mocht ik een lezing geven aan ruim vierhonderd mbo-docenten in een theater, nabij mijn eigen woonplaats. Dat ik de kans kreeg om een praatje te houden, tekende niet het unieke karakter van die bijeenkomst – ik geef wekelijk twee of drie optredens.
Nee, het feit dat het publiek deze keer bestond uit mensen die me vroeger hadden gedoceerd, waarbij het op zijn zachts gezegd geen wederzijds genoegen was, maakte het vooral een ervaring om nooit te vergeten.
![Save the children](https://www.jsw.nl/wp-content/uploads/2025/01/Letterplons-banner-728x90-1.gif)
![Save the children](https://www.jsw.nl/wp-content/uploads/2025/01/Letterplons-banner-728x90-1.gif)
Ik haalde op het podium herinneringen op aan die tijd, over hoe ik als ambitieuze adolescent een verhaal had geschreven en dat bij de docent Nederlands inleverde, maar vervolgens wekenlang, ondanks het nodige aandringen, geen reactie kreeg. Totdat hij op een dag vertelde dat hij het helemaal niets vond. Die docent zat ook in de zaal. Naderhand kwam hij omstandig zijn excuses maken, met de toevoeging dat hij het verkeerd had aangepakt.
Ik nam hem niets kwalijk. In het onderwijs was ik inmiddels bekend met de tegenwerking van een leerkracht die verstrekkende gevolgen kon hebben. Zo werd het advies van mijn Citotoets (atheneum) niet gehonoreerd, vanwege het ontwikkelingsniveau van mijn ouders. Daardoor belandde ik op een mavo.
Er zijn hordes jongeren die tegen dit soort misstanden aanlopen. Sommigen haken af. Bij mij gebeurde er wat anders: ik maakte kennis met de literatuur en plotseling gingen er talloze nieuwe werelden voor me open. Er ontstonden andere mogelijkheden.
Doordat mijn ouders analfabeet zijn, was de magie van de letteren mij onbekend. Maar op het moment dat ik als adolescent een boek las van een schrijver die zich aan zijn christelijke milieu probeerde te ontworstelen, begreep ik wat de waarde van boeken kon zijn.
Ondanks al onze verschillen, vooral ogenschijnlijk, worstelen we allemaal met dezelfde problemen. De auteur schreef over sociale druk, schaamte en gedateerde tradities, allerlei zaken waar ik ook mee te maken. Onze particuliere strijd bleek universeel.
Er was echter een probleem: ik begreep veel literaire woorden niet. Die had ik simpelweg thuis noch op school meegekregen. Daarom ging ik schriftjes bijhouden. Iedere keer als ik een moeilijk woord tegenkwam, noteerde ik dat op papier, met de daarbij behorende betekenis, die ik uit de Dikke van Dale haalde. Het zorgde voor een enorme transitie. Ik werd zonder overdrijving een ander mens, veel evenwichtiger en nieuwsgieriger.
Wat bleek? Ik had kennelijk altijd wel gedachten en emoties bij bepaalde zaken. Maar omdat ik die letterlijk in mijn hoofd niet in woorden kon omzetten, kreeg mijn eigen persoonlijkheid geen vorm, hoe gek dat ook klinkt. Naarmate mijn vocabulaire groeide, ging ik ook beter denken – helderder. Ik werd wijzer. Ik was niet meer een rotjoch dat diep gefrustreerd overal rotzooi trapte, omdat hij met allerlei irritaties en behoeften zat die hij niet kon uiten.
De literatuur werd mijn uitlaatklep. Door de kennismaking met andere mensen, in de vorm van romanpersonages, voelde ik me gesterkt: er waren meer opties dan mijn ouders, vriendjes en eigenlijk de hele culturele groep waartoe ik behoorde mij hadden wijsgemaakt. Ik voelde ketens en restricties, die dankzij boeken verdwenen.
Tijdens mijn studie Journalistiek vonden ze me een rare vogel. Ik gebruikte archaïsche taal die ik had geleerd uit romans van honderd jaar geleden. De docenten keken me niet zelden raar aan. Wat was er met die jongen aan de hand? Dat wist ik toen nog niet. Nu wel. Dankzij die woorden kon ik me eindelijk mezelf worden.