Maak van alle kinderen lezers!
De leerkracht heeft de sleutel in handen
Hoe kun je als school de leesresultaten daadwerkelijk verbeteren? In dit artikel ontdek je hoe je met goede boeken de leesmotivatie én leesprestaties van kinderen kunt versterken door in te spelen op drie psychologische basisbehoeften: competentie, autonomie en verbondenheid.
Tekst Jacques de Vocht, Bram Janssen, Irene Salverda | Foto’s Vincent van den Hoogen

De leesprestaties op Nederlandse basisscholen staan onder druk. De Staat van het Onderwijs 2025 concludeert dat leerlingen met vergelijkbare capaciteiten niet altijd gelijke kansen krijgen. Sommige scholen slagen erin hun leerlingen tot betere prestaties te brengen dan andere. Lezen is één van de sterkste voorspellers van onderwijs- en levenssucces, zoals onderzoek uitwijst (Snow, Porche, Tabors, & Harris, 2007).
Basisscholen spelen hierin een cruciale rol. Toch behaalt nog geen tweederde van de leerlingen in het tweede leerjaar van het vmbo en praktijkonderwijs, waar een kwart van de kinderen instroomt, het basisniveau 1F. Terwijl niveau 2F nodig is om zelfstandig mee te doen in de maatschappij (Onderwijsinspectie, 2024).
Om van kinderen échte lezers te maken, start je met ambitie

Een belangrijke stap vooruit is het besef dat het lezen van volledige teksten veel effectiever is voor de leesontwikkeling dan losse woorden of woordrijtjes. Vooral boeken die aansluiten bij de interesses van kinderen stimuleren hen om meer én beter te lezen (Houtveen, 2012).
Hoe maak je van kinderen echte lezers?
Het begint met ambitie. De overtuiging: wij kunnen van al onze kinderen lezers maken. Dat vraagt meer dan een verplicht leesmoment, want een kind met een boek in de hand is nog geen gemotiveerde lezer. Leesmotivatie ontstaat als kinderen opgaan in verhalen en plezier beleven aan lezen. De sleutel? Een leerkracht die het belang van goed leesonderwijs kent én actief aan de slag gaat.
Essentieel is dat kinderen niet alleen veel lezen, maar ook de juiste boeken. Lezen is een sterke voorspeller van woordenschatontwikkeling (Houtveen & Van Steensel, 2022), maar dat geldt niet voor elk boek. Zelfgekozen boeken bieden niet altijd voldoende rijke taal. Een leerling kan trots zijn op een dik boek, maar struikelen over zinnen zodra de taal complexer wordt, met negatieve gevolgen voor het competentiegevoel én de motivatie.

Een doordachte selectie van titels, van groep drie tot en met groep acht, is daarom cruciaal. Denk aan boekenseries zoals Blitz!, Geheim Agent Oma, Dolfje Weerwolfje of de boeken van Anna Woltz: titels die leesplezier combineren met rijke taal. Geen ’snelle hap’, maar voedzaam leesvoer.
Rijke boeken herken je aan een uitgebreide woordenschat, betekenisvolle contexten, complexe zinsstructuren en sociaal-emotionele betrokkenheid. Ze dagen uit tot reflectie, versterken taalbegrip én bouwen aan empathie en kritisch denken.
Hoe verleid je een kind tot het lezen van goede boeken?
De belangrijkste vraag blijft: hoe maak je kinderen enthousiast voor die rijke, uitdagende boeken? Elke leerkracht kan beginnen met deze praktische stappen:
Kinderen enthousiasmeren elkaar en motiveren klasgenoten om zelf te gaan lezen
Stap 1
Lees klassikaal een toegankelijk serieboek, zoals Dolfje Weerwolfje in groep 4 of 5. Door af te wisselen tussen klassikaal lezen, duo-lezen en stillezen blijft de vaart erin. Je kunt deze lessen plannen in plaats van technisch lezen.
Stap 2
Vraag na afloop: “Wie zou er meer boeken van Dolfje willen lezen?” De kans is groot dat veel vingers de lucht in gaan. Leg andere titels uit de serie klaar: het startschot voor een ‘Dolfje-hype’ is gegeven.
Stap 3
Geef kinderen dagelijks een half uur stilleestijd. Vaak zijn ze wekenlang in de ban van één serie.
Als de aandacht verslapt, begin dan opnieuw met stap 1, met een andere goede boekenserie.
Bevorder de interactie met luchtige vragen zoals: “Met wie uit het boek zou je weleens een dagje willen ruilen?” of “Wie zou je van je ouders zeker niet mee naar huis mogen nemen?” Zelfs jonge kinderen uit groep 3 kunnen hierover al meepraten, zeker zodra ze alle letters beheersen. Met boeken als Blitz! wordt samen lezen leuk én effectief.
Door klassikaal steeds moeilijkere boeken te lezen, groeit het zelfvertrouwen van leerlingen. En doordat alle kinderen dezelfde boeken kunnen lezen, ongeacht niveau, ontstaat een gevoel van gelijkwaardigheid en verbondenheid.
Technische leesvaardigheid ondersteunen
Niet elk kind leest vanzelf. Terwijl sommige leerlingen moeiteloos lezen, hebben anderen meer ondersteuning nodig. Een leescircuit, waarin kinderen dagelijks zelfstandig of met begeleiding lezen, helpt de technische leesvaardigheden in stand houden én verbeteren.
Ook Houtveen (2012) benadrukt het belang van volledige teksten en motiverende boeken voor de technische leesontwikkeling. Sterke lezers moeten vooral veel en op niveau blijven lezen. Tegelijkertijd creëert een leesrijke klas ruimte om zwakkere lezers extra aandacht te geven, bijvoorbeeld via tutorgroepen, waarin tweetallen om de beurt hardop lezen.

Autonomie én verbondenheid versterken
Van den Top (2017) toont aan dat autonomie een sterke voorspeller is van intrinsieke motivatie bij kinderen van acht tot twaalf jaar. Dat effect groeit met de leeftijd. Prepubers ontwikkelen voorkeuren voor genres zoals fantasy, thrillers of waargebeurde verhalen en herkennen zich in favoriete schrijvers.
Deze ontwikkeling kun je ondersteunen met een breed aanbod aan boekenseries en auteurs. Leerlingen identificeren zich met elkaar via boeken. Lezen wordt zo geen individuele, maar een sociale activiteit. Kinderen enthousiasmeren elkaar en motiveren klasgenoten om zelf te gaan lezen. Dit stimuleert vooral zwakke lezers: ze worden meegetrokken in een opwaartse spiraal van leesplezier.
Klassikale boeken bieden bij uitstek kansen om dit te verdiepen. Laat leerlingen met elkaar praten over het verhaal: Wat zou jij doen in deze situatie? Hoe voelde de hoofdpersoon zich? Zo wordt lezen een gedeelde ervaring.
Stimuleer ook autonomie. Laat kinderen zelf hun boeken kiezen, mits die voldoende rijk zijn. Leerkrachten spelen hierin een actieve rol: enthousiasmeer de leerlingen, tip nieuwe titels en lees een spannend fragment voor. In de bovenbouw kun je lezen bovendien koppelen aan thema’s van wereldoriëntatie. Denk aan Oorlogswinter bij lessen over de Tweede Wereldoorlog.
Lezen met plezier én resultaat
Om kinderen gemotiveerd en effectief te laten lezen, is het essentieel om hun competentie, autonomie en verbondenheid te voeden. Gemotiveerde lezers lezen niet alleen méér, ze lezen bewuster en verdiepen hun tekstbegrip met als gevolg dat hun leesvaardigheid zich sneller ontwikkelt (Houtveen & Van Steensel, 2022).
Dat deze aanpak werkt, blijkt uit de resultaten van basisschool Op Weg in Vorstenbosch. Tussen 2022 en 2024 stegen de leesbegripniveaus van hun leerlingen met gemiddeld twee en soms zelfs drie, niveaus. Niet door ‘drillen’, maar door doelgericht inzetten op leesplezier en rijke boeken.
Als we kinderen weten te verleiden tot het lezen van steeds uitdagendere boeken, dan volgen betere resultaten als vanzelf. Het doel? Geen hogere scores op zichzelf, maar leerlingen die lezen omdat ze het wíllen en daardoor blijven groeien.
Van Pinkeltje anno 1950 naar Pinkeltje nu
De verschraling van taalgebruik in Nederlandse kinderboeken zou wel eens een belangrijke oorzaak kunnen zijn van tegenvallende leesresultaten.
Neem de passage uit een Pinkeltje-boek uit de jaren vijftig:
„Moeder,” vroeg het jongetje, „mag ik nog een chocolaatje uit het doosje, ik heb er zo’n trek in.” „Neen,” zei de moeder, „dat mag je niet, je hebt er nu genoeg gehad, een andere keer, anders word je nog ziek.”
In een recente heruitgave is veel van deze context verdwenen:
“Mamma, mag ik nog een chocolaatje?” vroeg de jongen.
“Nee,” zei de moeder, “je hebt er nu genoeg gehad.”
Beeldende details, zoals het doosje of de trek in iets lekkers, zijn verdwenen. Juist dat soort context verrijkt de taalbeleving. En dat is problematisch, want een grote woordenschat is cruciaal voor goed leesbegrip. In het dagelijks Nederlands worden slechts duizend tot drieduizend woorden frequent gebruikt, terwijl kinderen aan het einde van de basisschool zo’n 27.000 woorden moeten kennen (Brysbaert & Keuleers, 2010).
Die vocabulaire bouw je vooral op via contextrijke teksten. Daarom rijst de vraag of het na groep 4 nog zinvol is om veel nadruk te leggen op DMT-toetsen en technische leesvaardigheid. Zodra een kind de basis beheerst, is frequent en gemotiveerd lezen veel belangrijker dan eindeloos oefenen met woordrijtjes. Houtveen (2012) stelt dat deze praktijk afleidt van het eigenlijke doel van vloeiend lezen: begrijpend en betekenisvol lezen.
Vooral zwakke lezers zijn hiervan de dupe: zij komen hierdoor nauwelijks toe aan het lezen van echte teksten en daarmee missen ze precies datgene wat hun leesontwikkeling wél op gang zou kunnen brengen.