Theaterlezen
Theaterlezen is uitnodigend voor al je leerlingen. Zwakke lezers hebben extra profijt van deze samenleesvorm, omdat ze vloeiender en met begrip gaan lezen.
Theaterlezen, ook wel toneellezen genoemd, is een motiverende samenleesvorm, waarbij twee of meer leerlingen om beurten hardop een tekst voorlezen vanuit verschillende personages. Het is stemtheater, waarbij geen decor, kostuums of rekwisieten voor nodig zijn. Na een aantal keren oefenen volgt een leesvoorstelling. Je leerlingen kunnen dan laten horen aan hun medeleerlingen wat ze de afgelopen periode hebben geoefend. Het is daarnaast ook geschikt als instructiemodel voor vloeiend lezen: zoals gebruik van interpunctie, betekenisvol groeperen van woorden, lezen met expressie en intonatie. Door het herhaald karakter tijdens de inoefening werkt het uitstekend voor de zwakke lezers.
Oefensessies
Oefen bij voorkeur in vier tot vijf sessies, verdeeld over drie fasen. In de eerste oefenfase maken de kinderen kennis met het verhaal. Laat de leerlingen de tekst eerst een keer doorlezen. Of lees zelf de tekst hardop voor. Praat daarna samen over de tekst en over de personages uit de tekst. ‘Wat gebeurt er in het verhaal? Vertel het eens na in je eigen woorden. Wat voor karakter heeft jouw personage? Is hij of zij een opschepper of juist heel verlegen?’ zijn vragen die geschikt zijn om te stellen.
De tweede oefenfase staat in het teken van het herhaald lezen, feedback en vloeiendheidsinstructie. Instructie over expressief lezen, onder andere houding, dynamiek, hard of zacht, gezichtsmimiek, niet met stemmetjes, maar wel vanuit een gevoel, zoals blij, verbaasd of boos. Ook thuis kan het script verder geoefend worden.
Daarna volgt de fase van oefenen en feedback geven op elkaar door middel van tips over wat er beter kan en hoe het beter kan. Oefen ook met de leerlingen de introductie voor publiek. Eén van de kinderen noemt de titel van het verhaal, stelt de personages voor en leest de inleidende tekst. Bereid samen met je leerlingen ook de leesuitvoering zelf voor: het opkomen, omgaan met foutjes (doen of er niks aan de hand is), buigen en vooral de leessessie vieren en het applaus in ontvangst nemen.
Geef je leerlingen vooraf de tip mee dat ze niet met ‘stemmetjes’ hoeven te lezen. Dit is vaak moeilijk vol te houden, zeker bij een lange tekst. Wel is het belangrijk om met gevoel te lezen. Dat betekent dat je iets boos, blij, verlegen of angstig kunt lezen. Geef je leerlingen mee dat ze zich proberen te verplaatsen in hun rol: hoe voelt hun personage zich? Als je boos kijkt, dan klinkt je stem gelijk een stuk bozer. Je gezichtsuitdrukking kan je helpen om je tekst beter te laten klinken. Verbaasd kijken klinkt verbaasder. Bang kijken klinkt banger.
Rol van de leerkracht
Als leerkracht geef je instructie en stimuleer je de kinderen door middel van het stellen van vragen, faciliteren van oefensessies en het geven van gerichte feedback. Bijvoorbeeld om leerlingen te vertellen dat ze hun stem kunnen inzetten om het spannend te maken. Stimuleer je leerlingen eens om te proberen en te ervaren wat er gebeurt als je zachter, harder, hoger, lager, sneller of langzamer gaat lezen. Zachtjes praten klinkt bijvoorbeeld geheimzinnig. En sneller en hoger praten klinkt zenuwachtig. Leestekens kunnen je ook helpen bij het lezen: bij een komma maak je een pauze in een zin en bij een punt stop je even. Zo kun je alvast vooruitkijken naar de zin die gaat komen.
Handleiding
In de handleiding theaterlezen voor leesbegeleiders, Applaus voor jou!, van uitgeverij De Inktvis staat helder beschreven wat de begrippen theaterlezen en vloeiend lezen inhouden, hoe je theaterlezen organiseert, waaraan geschikte theaterleesteksten moeten voldoen en welke instructie passend is bij theaterlezen en vloeiend lezen. Meer informatie vind je ook op www.theaterlezen.nl. Op www.landvanlezen staat een draaiboek beschreven voor scholen die werken met de methode Estafette, waarbij toneellezen ingezet kan worden tijdens de toepassingsweek.
3 Leestips
Annemarie Bonn, Applaus voor jou! (De Inktvis, 2014)
In dit theaterleesboek vind je moppen, telefoongesprekken en sketches, over een spannende zeiltocht, ruzie in de auto en verliefdheid. De korte humoristische teksten zijn geschikt voor de midden- en bovenbouw. Ook prima in te zetten als korte leesactiviteit, leesinstructie of als opening van een leesles.
Berdie Bartels, Nepper dan nepnieuws (Zwijsen, 2018)
Journalist Matti del Fatti dreigt zijn baan bij de televisie te verliezen. Alleen een geweldige primeur kan hem nog redden. Dan ziet hij de vlog van Francis. Zij heeft samen met haar opa een monster van oud ijzer gemaakt. Precies wat de journalist nodig heeft.
Anke Kranendonk, Verdwaald in Amsterdam (Zwijsen, 2016)
Dit boek is geschikt voor groep 7 en 8. Hachi is een dagje met haar moeder in Amsterdam. Ze raken elkaar kwijt. Tijdens de zoektocht naar elkaar komen ze allemaal ‘bijzondere’ mensen tegen. Op de eerste en laatste bladzijde van het boek staan alle personages die in het verhaal voorkomen afgebeeld met een korte beschrijving.