Praktijk: Daar heb ik echt géén zin in!
Hoe activeer en stimuleer jij jouw leerlingen tijdens het leren? In deze Praktijk bespreken we twee werkvormen om op een praktische manier met de motivatie van jouw leerlingen aan de slag te gaan.


Motivatie wordt omschreven als de energie die nodig is om een doel te bereiken en om het gedrag dat daarvoor nodig is, op te brengen (Dijkstra et al., 2019). Zoals je kunt lezen in het artikel ‘Van succeservaring naar motivatie’ maken we vaak onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Als leerlingen uit zichzelf iets willen leren, noemen we dit intrinsieke motivatie. Ze leren dan omdat ze het onderwerp leuk of interessant vinden. Als de reden om iets te leren niet uit de leerling zelf ,maar juist van buitenaf komt, spreken we van extrinsieke motivatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het leren voor een cijfer of een beloning als een kwartier langer buitenspelen.
Jezelf vertrouwen…
Uit onderzoek (de Boer et al., 2012) blijkt dat jezelf vertrouwen, jezelf motiveren en het nut ergens van inzien drie effectieve manieren zijn om motivatie te stimuleren en activeren. Een leerling die zichzelf vertrouwt, heeft er vertrouwen in dat hij een bepaalde opdracht aankan. Het kind gelooft in zichzelf en wordt bij het leren niet geremd door bijvoorbeeld een gebrek aan zelfvertrouwen of faalangst. Deze leerlingen beginnen energiek en opgewekt aan opdrachten, vragen om moeilijkere taken, leggen aan medeleerlingen uit hoe iets zit en zijn niet enorm zenuwachtig voor toetsen of presentaties.
Motiveren…
Jezelf motiveren heeft te maken met allerlei manieren die kunnen helpen om gemotiveerd te raken én te blijven. Motivatie komt en gaat met ups en downs. Een motivatiedip is niet zo erg, als je leerlingen maar weten wat nodig is om er weer uit te komen. Ze moeten als het ware weten op welke ‘knoppen’ ze kunnen drukken om weer in actie te komen voor een opdracht. Als leerlingen zichzelf kunnen motiveren, maken ze taken ook af wanneer het moeilijk wordt. Ze willen zichzelf verbeteren, hebben weinig aanmoediging nodig om aan de slag te gaan en zijn ze trots op hun werk.
… en het nut zien
Leerlingen die het nut zien van een les of opdracht, komen sneller in actie en zullen gemotiveerder zijn om zich in te zetten. Als ze geen idee hebben wat ze met een opdracht moeten doen, spreekt dit weinig tot de verbeelding en is de intrinsieke motivatie vaak laag. Door de waarde in te zien van activiteiten die minder aansluiten bij wat leerlingen ‘leuk’ vinden, zullen zij ook met deze opdracht gemotiveerd aan de slag gaan. Leerlingen die het nut van een opdracht inzien, kunnen uitleggen waarom het belangrijk is om een bepaalde taak uit te voeren. Ze kunnen vaak ook voorbeelden noemen waarbij een bepaalde vaardigheid van pas komt.


Later als ik groot ben…
Op kopieerblad 1 vind je kaartjes die je met je klas kunt gebruiken voor de werkvorm ‘Later als ik groot ben…’. Waarom zitten leerlingen eigenlijk op school? En waarom is het belangrijk om nieuwe dingen te leren? Ter introductie van deze opdracht ga je samen met de leerlingen uit je klas in gesprek over hun toekomst. Wie heeft er al een idee over wat je later wilt worden? Wat is jouw droombaan? Ter introductie kun je voorlezen uit boeken als ‘Later als ik groot ben’ van Bette Westera (onderbouw), ‘Weet je wat ik worden wil?’ van Tosca Menten (middenbouw) en ‘Je droombaan en hoe je die bereikt’ van Isabel Thomas (bovenbouw). De leerlingen gaan vervolgens in groepjes van 3 of 4 aan de slag met de vragen van het werkblad. In de onderbouw ga je als leerkracht met de kinderen in gesprek. Ook kun je de vragen één voor één stellen en de kinderen hierover met hun schoudermaatje laten praten. De vragen stimuleren leerlingen om na te denken wat er nodig is voor het beroep dat zij later uit willen voeren. Wat is het nut van de dingen die ze op school leren? Hoe kunnen ze zelfvertrouwen opbouwen voor de dingen waar ze goed in willen zijn? En hoe kunnen ze zelfvertrouwen opbouwen voor wanneer het even niet zo lekker gaat?
Droombaan
Kopieerblad 2 is een individuele vervolgopdracht. De leerlingen vullen dit werkblad (eventueel met hulp van een maatje of de leerkracht in) en maken een tekening van zichzelf in hun droombaan. Het werkblad kan bijvoorbeeld opgenomen worden in het rapport of portfolio van de kinderen.
Petra Bunnik, Anika Embrechts en Judith Flux zijn onderwijsadviseurs bij onder andere ‘Strategie voor Leren’ en verzorgen trainingen in het primair en vervolgonderwijs.