De gelukkige klas van toen en nu
Het is ochtend, juli 2019. Een paar weken nog te gaan in groep 6. De lesstof is behandeld, de rapporten zijn geschreven. Mooie resultaten, fijne groepsdynamiek, de gelukkige klas in de praktijk.
Om 08:20 uur komen de leerlingen de klas binnen en krijg ik door een leerling een grote envelop in mijn handen gedrukt: ‘Dit moest ik aan u geven van mijn oma.’ De envelop voelt zwaar. Ik open die direct en laat mijn oog vallen op een handgeschreven brief. Een trotse oma meldt mij dat haar vader, ooit onderwijzer en later schoolhoofd, een essay schreef en dat ze deze met mij wil delen. Het, tevens handgeschreven, essay is bijgevoegd evenals twee zwart-witfoto’s van haar vader. De drukte van alledag dwingt mij om het aan de kant te leggen, maar ik kan niet wachten tot de middagpauze om het te lezen.
In de pauze heb ik eindelijk tijd om de hartenkreet van een onderwijzer uit 1948 te lezen. Het valt niet mee, het zijn kopieën van een handgeschreven tekst die moeilijk leesbaar zijn. Toch word ik direct getroffen door de liefde voor het vak en de overeenkomsten met de huidige praktijk die het essay uitademt. Ik schrijf nog tijdens de pauze een reactie naar de oma en besluit dit stuk op een later tijdstip beter te bestuderen.
Dit heb ik in de vakantie uitvoerig gedaan. H.M. Biesmeijer geeft zijn visie over de stand van het onderwijs in de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog. Een tijd van wederopbouw, van vernieuwde inzichten. Er is in deze blog te weinig ruimte om recht te doen aan het hele verhaal. Ik deel het hele verhaal hier. Laat je meevoeren naar 1948 en bekijk zelf wat er veranderd is en wat niet. Bij een aantal passages uit het stuk, doe ik dat hier alvast.
H.M. Biesmijer beschrijft onder andere wat een goed onderwijzer bovenal behoort te zijn: ‘Regisseur van een klas leerlingen die een moderne oorlog hebben meegemaakt. Hij moet kinderen bij wie de straat 99% kans krijgt en de school 1%, vormen tot karakters, persoonlijkheden, gemeenschapsmensen. ’n Duivelskunstenaar zult u zeggen. Misschien, maar bovenal een mens met ’n helder hoofd, stalen zenuwen een warm kloppend hart en twee handen, psychologisch pedagoog, de geestelijke eerste hulp, die op de hoogte dient te blijven met z’n vakliteratuur, en steeds er op uit is de juiste praktische methoden te vinden voor z’n moeilijk werk.’
Wat een leerkracht hoort te zijn, is ook een discussie die vandaag de dag op veel plekken gevoerd wordt. Er bestaat inmiddels wel een wet voor, maar deze is bij vele leerkrachten onbekend. Niet voor niets draagt de eerste pijler van de nieuwe beroepsvereniging ‘Het Lerarencollectief’ de naam beroepskwaliteit.
Ook is hij duidelijk wat betreft investeren in het onderwijs: ‘De politici in Engeland geven hun volk de nieuwe schoolwet van 1945. Men schroomt daar niet een belangrijke post aan de begroting toe te voegen. En men hoop door dit ‘offer’ van nú, de maatschappij van stráks een dienst te hebben bewezen.’
In deze tijd van het lerarentekort, is het ook nodig een belangrijke post aan de begroting toe te voegen. Het is een investering die zich stráks terugbetaalt: een goed opgeleide generatie zal zorgen voor een welvarender land.
Hij vertelt over verwachtingen van ouders: ‘Ouders, als u zegt: Mijn jongen/meisje moet naar de H.B.S., dan willen we helemaal niet zeggen: Dat is onmogelijk. U kunt echter béter zeggen: Ik hoop dat mijn jongen/meisje een goed en gelukkig mens wordt in een maatschappij, waar hij de juiste plaats heeft gekregen; een karakter, dat niet door ’t kleinste tegenwindje krachteloos blijkt.’
Ook vandaag de dag voelen we soms de druk van ouders. We zien het particuliere onderwijs en schaduwonderwijs groeien en de discussies over de eindtoets, doen afbreuk aan wat we als leerkrachten met ons onderwijs proberen te bereiken: een goed en gelukkig kind afleveren dat mens wordt in de maatschappij.
Veel thema’s die nu spelen, speelden toen dus ook. De liefde voor het vak toen, voelen wij nu ook. Het was en is een prachtberoep: de gelukkige klas is van alle tijden.