Lesovergangen
‘Zo, dat was de rekenles. Pak allemaal je spellingwerkboek op tafel, je potlood en je wisbordje. Dan kunnen we beginnen.’ Op deze uitspraak volgt vervolgens vaak een hoop geluid, gerommel en geklets. Leerlingen praten met elkaar, pakken hun spullen wel of niet, moeten wachten op hun klasgenoten en wachten al dan niet braaf af totdat de leerkracht de aandacht van de groep weer heeft en kan vertellen waar de volgende les over gaat. Voorspelbaar ja! Efficiënt en interessant? Iets minder. Ik denk dat het ook anders kan!
Tip 1
Veel leerkrachten werken tijdens het zelfstandig verwerken van lessen met het stoplicht. Het is natuurlijk belangrijk duidelijkheid te hebben over wat elke kleur betekent. Bij mij betekent rood namelijk volledige stilte, ook voor de leerkracht! Bij oranje mag er gefluisterd worden, maar alleen als het echt nodig is, bijvoorbeeld als je niet weet wat je moet doen of hoe je het moet doen. En bij groen mag er zachtjes overlegd worden. Veel leerkrachten eindigen hun lessen op groen waardoor het aan het einde van de les lastiger wordt om de rust weer in de groep te krijgen. Ik werk de laatste vijf minuten van een les altijd met het rode stoplicht. Het geeft de leerlingen de tijd om in alle stilte het laatste werk af te krijgen en geeft de groep én de leerkracht rust om goed af te kunnen sluiten.
Tip 2
Natuurlijk is het belangrijk leerlingen te laten nadenken over hoe de les is gegaan, maar geef ze daar dan wel succescriteria voor. Wanneer kan je als leerling aangeven dat een les goed is gegaan? Als je alles af hebt? Als je zonder afleiding hebt kunnen werken? Als je iemand geholpen hebt? Als je het doel hebt bereikt? Wat betekent goed? En hoe wil je dat leerlingen dit laten zien? Je kan een aantal leerlingen de beurt geven om hier iets over te zeggen, maar vaak is dit tijdrovend en niet interessant voor andere leerlingen waardoor de aandacht verslapt.
Tip 3
Er zijn genoeg vormen te bedenken waarbij de hele klas tegelijk kan laten zien hoe de les voor hen is gegaan, zowel inhoudelijk als procesmatig. Zet bijvoorbeeld bij een rekenles twee antwoorden op het bord en bij elk getal een andere beweging. Geef vervolgens een som die voortkomt uit de rekenles en laat ze op jouw teken de beweging uitvoeren die bij het juiste antwoord hoort. Dit kan ook met antwoorden op een vraag die uit de taal- of wereldoriëntatieles afkomstig is. Of de juiste spelling bij een spellingles! Ook procesmatig kan je op deze manier evalueren. Zet een aantal bevindingen op het bord, zoals ‘ik heb mijn werk af’ of ‘ik kon verder werken door hulp van een ander’. Ook daar kan een beweging bij horen die iedereen tegelijk uit kan voeren. Of een getal dat correspondeert met het aantal vingers dat ze omhoog houden. Je hebt in één oogopslag overzicht!
Tip 4
Laat de lessen die elkaar opvolgen soepel in elkaar overlopen. Heb je een les wereldoriëntatie gegeven? Haal daar bij je afsluiting een woord uit en zet twee versies op het bord, één correct gespeld woord en het andere niet. Stel eerst een inhoudelijke vraag over de les aardrijkskunde en laat de leerlingen vervolgens kijken naar de spelling. En yessss, je zit in de les spelling! Zet aan het einde van welke les dan ook een afbeelding op het bord die hoort bij de les die daarna gaat beginnen. Geef de leerlingen de opdracht om hun spullen op te ruimen terwijl ze in hun groepje mogen praten over de kijkvraag die op het bord naast de afbeelding staat. Hier krijgen ze een minuut de tijd voor waarna jij met een signaal de aandacht weer vraagt en het nieuwe onderwerp is al geïntroduceerd! Deel terwijl je nog pratend de vorige les afsluit iets uit wat de leerlingen nodig hebben om te starten met de volgende les. Op de kaartjes staat een opdracht, woord, tekst, plaatje waar ze vervolgens iets mee moeten doen dat betrekking heeft op de volgende les.
Tip 5
Ga je na een les naar buiten of pakken de leerlingen hun eten en drinken? Stel een afsluitende vraag over je les, ga zelf bij de deur staan en laat de leerlingen een rij vormen en pas door naar buiten of hun eten en drinken pakken als ze jou een goed antwoord hebben gegeven. Hier raad ik je wel aan vragen te stellen waarbij meerdere antwoorden goed zijn. Bij een aardrijkskundeles een vraag als ‘Noem een hoofdstad in Europa’ liever dan ‘Wat is de hoofdstad van Oostenrijk?’ En ja, dan mogen ze een antwoord gebruiken dat ze een klasgenoot horen geven. Je kan ook alle leerlingen laten zitten op hun plek, het antwoord op hun wisbordje laten schrijven en bij een duim van jou mogen ze door naar buiten. Of zet een meerkeuzevraag op het bord met de verschillende antwoorden in verschillende kleuren, corresponderend met de potloden die ze hebben. Juiste potlood omhoog? Duim van de leerkracht en door naar het speelplein!
Tip 6
Varieer, wees verrassend en creatief! Niet alleen in je afsluiting en je overgang, maar ook in de opening van de nieuwe les. Laat die boeken, werkboeken, schriften, potloden en wisbordjes nog even in de laatjes en de kasten. Introduceer je lesstof en pak de aandacht met een opening waarbij je een foto laat zien, een verhaal vertelt of een voorwerp meeneemt. Het hoeft niet groots en meeslepend te zijn, wel klein en enthousiasmerend. Pak jouw twee minuten op het podium, boei de leerlingen, benoem je doel en laat dan pas de materialen op tafel pakken. Ik beloof je dat het voor jou en de leerlingen een stuk spannender en interessanter wordt!