‘Nog wat geleerd vandaag?’
Journalist Maarten Huygen zag hoe kennisoverdracht in de klas de afgelopen decennia steeds meer naar de achtergrond verdween en onderwijsresultaten daalden. Maar nu ziet hij een ommekeer, beschrijft hij in het boek Nog wat geleerd vandaag?. Over romantische ideeën, onderwijsmodes en kennis als hoogste prioriteit.
Als journalist schreef je al veel over onderwijs. Waarom moest het boek er komen?
‘Door de jaren heen zag ik als journalist en vader hoe in Nederland én de Verenigde Staten – waar mijn kinderen deels zijn opgegroeid - onderwijsvernieuwingen over elkaar heen tuimelden. De grote golf van vernieuwingen begon wat mij betreft in de jaren ’90. Toen ik halverwege de jaren ‘10 onderwijsredacteur werd bij NRC Handelsblad rolde die golf nog steeds, met Platform Onderwijs 2032 als belangrijkste exponent, terwijl we vanwege onvrede met die voortdurende onderwijsingrepen net een parlementair onderzoek (commissie Dijsselbloem, red.) achter de rug hadden. En ondertussen bleven de resultaten dalen. Ik wilde weten hoe dat kon gebeuren.’

Heb je antwoord op je vraag gekregen?
‘Het begint met de vaststelling dat wat als nieuw wordt gepresenteerd, eigenlijk al heel oud is. Het zelfontdekkend leren, of het Nieuwe Leren zoals het in de jaren ’90 werd genoemd, kun je zo terugvoeren op de romantische ideeën over ontwikkeling en opvoeding twee eeuwen eerder van Jean-Jacques Rousseau. En op de progressieve beweging in de VS in de 19e eeuw en later.
Het respect voor de unieke persoonlijkheid van het kind en de vrijheid die het nodig heeft om tot ontplooiing te komen, zie je door de jaren heen steeds weer terugkomen in andere gedaanten. Het pleidooi voor een kindgerichte aanpak sloeg in Nederland pas echt aan in de jaren ‘90, het paste bij een samenleving die steeds individualistischer werd en waarin het marktdenken ging overheersen. Kinderen gingen onderwijs “consumeren” en ouders gingen op zoek naar de school en de leerkracht die hun kind het beste kon begeleiden in zijn eigen leerproces.
Het doe-het-zelf leren zonder voorkennis is een mooi ideaal, maar botst op de praktijk – ook Rousseau’s Emile was tenslotte een fictief personage dat door de leraar wordt gemanipuleerd in de illusie van vrijheid en onafhankelijkheid. Het is didactisch ineffectief. Daarnaast werd de overdracht van kennis richting de eeuwwisseling als minder belangrijk gezien, ten faveure van 21ste eeuwse vaardigheden, zelfontplooiing, sociale ontwikkeling en creativiteit. Hoe meer die ontwikkelingen zich doorzetten, hoe meer nationale en internationale studies dalende onderwijsresultaten lieten zien, van taal en rekenen tot burgerschapskennis.’
Maar er is toch meer dan kennis alleen? Persoonlijke en sociale ontwikkeling bijvoorbeeld?
‘Dat is er zeker! En iedereen mag beargumenteren waarom bepaalde elementen belangrijk zijn. Maar we moeten niet het één met het ander maskeren. Om nu te zeggen dat het rekenen misschien wel slecht gaat, maar gelukkig met de persoonsvorming goed, dat gaat me te ver. Alsof je zegt: de auto kan helaas niet meer rijden, maar gelukkig kun je er ook heel goed in zitten.’
Is er sprake van maskeren of een zoektocht naar tegenwicht voor de stress van een prestatiemaatschappij?
‘Elke samenleving is een prestatiemaatschappij en dat is ook goed. Want of je nu dakdekker of dokter bent, je moet de taal beheersen en hebt voor het aanleggen van een recht dak of het toedienen van de juiste hoeveelheid medicijnen nu eenmaal een minimum aan rekenkunde nodig. Kennis doet er wel degelijk toe, dat zeggen vele onderwijsmensen met mij. Er is een kentering gaande.’
Maar wie zegt dat de terugkeer van kennis niet ook een onderwijsmode is die weer voorbij zal gaan?
‘We moeten maar zien hoe we over zoveel jaar tegen deze tijd aankijken, maar op dit moment denk ik dat we kennis heel hard nodig hebben voor welzijn en welvaart in onze samenleving. Ironisch genoeg is op het moment dat de term “kennissamenleving” in zwang kwam, die kennis juist naar de achtergrond verdwenen. Het werd gereduceerd tot het kunnen werken met computers, het kunnen opzoeken van feitjes via Google. Het opdoen van parate kennis op school werd met andere woorden niet meer als prioriteit gezien. Daarin staan we niet alleen, ook een land als Finland – vaak gezien als onderwijs-gidsland – is meer gaan inzetten op het gebruik van technologie dan op kennisverwerving. En ook daar dalen de onderwijsresultaten.’
De leerresultaten even terzijde: hoe is het de kinderen zelf eigenlijk vergaan de afgelopen decennia?
‘Je kúnt die twee aspecten niet los van elkaar zien. Mijn boek opent met het verhaal van Marcel Schmeier, een leerkracht die op een basisschool werkte voor kinderen met leermoeilijkheden. Een groot deel van hen had te kampen met een lastige thuissituatie en Marcel wou ze daarom op school het plezier geven dat ze thuis misten. Het leren was secundair. Maar op het moment dat hij zich ging verdiepen in goede lees -, schrijf – en rekenmethoden, schoten de resultaten omhoog en werden de leerlingen weer trots op wat ze konden. Ze vergaten de ellende thuis.’
Je hebt het over golfbewegingen in het onderwijs. Zwemt “de terugkeer van kennis” dan niet tegen de stroom in, in een maatschappij waar gemak en instant-behoeftenbevrediging dominant zijn?
‘Er is een groot verschil tussen nu-leuk en later-leuk. Nu-leuk is snoep, een spelletje kwartet, een computergame of de kermis. Later – leuk is piano of trompet oefenen, trainen voor voetbal en de tafels van vermenigvuldiging leren. Of een voetbaltraining te vergelijken is met het vermenigvuldigen van tafels? Werken aan je conditie, het eindeloos herhalen van trappen… dat is echt niet altijd ‘leuk’. En toch willen duizenden kinderen niet anders omdat ze er beter in willen worden. Marcel en vele anderen laten zien dat leerlingen net zo goed gemotiveerd zijn om kennis te verzamelen. Mits de leerkracht het goed aanbiedt.
De motivatie voor goed kennisonderwijs is het grootst bij de sociaal achtergestelden, of het nu gaat over Nederland, de leerlingen uit de arme wijken van Londen – zie het succes van bijvoorbeeld de Michaela Community School – of de zwarte bevolking in de staat Mississippi die heeft gevochten voor ‘conservatief’ goed onderwijs. Zij kunnen experimenteel zelfontdekkend onderwijs niet opvangen met bijlessen en persoonlijke aandacht thuis, maar zijn voor hun toekomst volledig aangewezen op de kwaliteit van de school.’
Onderzoekers zoals Karen Heij (JSW nr. 8 ) lijken voor kansengelijkheid meer in te zetten op een ander soort toetsing en latere selectie…
‘Ik denk dat je keuzes moet maken. Beter één ding goed, dan vijf een beetje. In mijn ogen is een hoge kwaliteit van kennisoverdracht voor iederéén nu het belangrijkste.’
We hebben toch hoogopgeleide onderwijskundigen en pedagogen om scholen en leerkrachten op verantwoorde wijze te gidsen?
‘En nieuwe inzichten leiden ook vaak genoeg tot verbeteringen: geen leraar houdt nog langer eenzame monologen voor de klas, het klaslokaal is vrolijker, de lessen dynamischer, het samenwerken vanzelfsprekender. Maar neem het moderne leerplein, dat kun je eenvoudig verbinden met de grondbeginselen van het Daltononderwijs. Helen Parkhurst, de grondlegger van dit type onderwijs, had er vast geen problemen mee gehad om de leerpleinen weer uit de scholen weg te halen. Want ze werken niet. Parkhurst paste zich heel praktisch aan wanneer dat nodig was. In het onderwijs echter gaan mensen helaas soms (vaak) dogmatisch aan de slag met nieuwe concepten en wordt de onderwijspraktijk ondergeschikt aan ideologie. Ideaal en werkelijkheid kunnen in onderwijskunde en zeker in pedagogiek al snel door elkaar lopen, het zijn immers geen zuivere wetenschappen: je kunt niet dubbelblind testen en claims zijn niet keihard te verifiëren. Onderwijsopvattingen zijn daarom bevattelijk voor de tijdgeest en de politieke wind die waait. In die constellatie is het de kunst om standvastig te blijven.
Ik kan dat het beste illustreren met een voorbeeld uit Singapore, wereldwijd toonaangevend op het gebied van onderwijs. Het land heeft haar rekenonderwijs drastisch veranderd, en met succes. Maar niet voordat alle leraren gedurende meer dan tien jaar daarin ook getraind werden. Dat geduld en doorzettingsvermogen mist vaak in Nederland, waar de ene innovatie vaak nog niet is geëvalueerd of het andere project al in de startblokken staat. Als je niet doordacht vernieuwt, kun je het maar beter laten.’
Tenslotte: wat kunnen scholen doen om kennis weer terug te laten keren in hun onderwijs?
‘Zorg er om te beginnen voor dat randzaken niet meer afleiden. Dat kan door een lijn te trekken als team. Ik noem maar wat: geen petten op. Niet in jouw klas, maar ook niet in die van anderen. Luizen? Het protocol moet al klaar liggen. Een scheiding van ouders idem. Een duidelijke structuur scheelt veel tijd en energie, die kun je beter besteden aan goed lesgeven. Als de les centraal staat en niet de ordehandhaving, wordt het beroep van leraar ook nog eens veel prettiger en behoud je leerkrachten voor het onderwijs. Daarnaast is het belangrijk om de inhoud af te stemmen met collega’s. Directe instructie bijvoorbeeld zorgt voor een heel effectief leerproces maar vergt wel een constante alertheid van de leerkracht: heeft iedereen het begrepen? Wie loopt waar vast, wat moet ik nog uitleggen? Is de groep klaar voor de volgende stap? Omdat veel leerkrachten een duobaan hebben, is het cruciaal om de voortgang bij te houden en in gesuggereerde vragen voor de volgende dag over te dragen. Zodat de leerkracht van dinsdag precies aansluit op de les van zijn maandagse collega zonder lange vergaderingen. Er zijn genoeg goede voorbeelden van scholen die dat doen met klinkende resultaten.’